Nooit eerder ben ik
begonnen te schrijven met zo onoverzichtelijk veel losse notities,
zinnen, probeersels, haastig in een documentje getypte gedachten,
weifelende aanzetjes en rijtjes woorden, verbonden door talloze
voorlopige beletseltekens, meermaals 'xxx' en/of de toevoeging 'o.i.d.'
om aan te geven dat ik dat later nog moest uitwerken dan wel een (beter)
woord wilde bedenken op die plek in de zin, voor mijn neus. Wat een
zootje.
Ik bedoel, ik werk altijd wel vanuit een basis van flarden, dat ben ik
wel gewend, maar ditmaal? Waanzin. Erger dan ooit. Dat komt omdat ik in
de eerste periode na de diagnose helemaal geen zin had om te schrijven.
Alleen zo nu en dan een dingetje dat me bezighield of irritant dwingend
door mijn hoofd meende te moeten blijven spoken, maar daar bleef het dan
ook bij. Zwartgalligheidjes, hoofdzakelijk. Emotionele (lees:
onbruikbare, want heel sentimenteel) beschouwinkjes. En als ik al iets
schreef, was dat louter fragmentarisch, vrijwel niets in complete
zinnen. Ik had de lust niet om me ertoe te zetten om afgeronde zinnen te
formuleren, of het lukte me gewoonweg niet. Het ontbrak me aan ruimte in
het hoofd, elk beschikbaar plekje in mijn kop werd in beslag genomen
door verdriet, angst, beklemming en vraagtekens, heel verschrikkelijk
veel vraagtekens. Ik had, kortom, wel wat anders aan mijn hoofd. Wat
niet wegnam dat de stroom gedachten al gauw en steeds meer op gang kwam.
Er zat dus, wilde ik het tenminste allemaal niet kwijtraken (ik zag ook
heus wel dat het op een gegeven moment ergens toe zou leiden), niets
anders op dan noteren. Desnoods dan maar de zich in losse woorden en
trosjes ervan aandienende tekst. Het is heel veel.
Het moest ook helemaal geen boek worden, vond ik toen nog. Maar wat maak
ik mezelf soms toch wijs. Al snel werd die stap even onvermijdelijk als
noodzakelijk.
Dus nu zit ik tegenover mijn beeldscherm, te staren naar een
veelbelovende composthoop van woorden en aantekeningen. Klaar om te gaan
schuiven, knippen/plakken, schrappen, formuleren en prioriteren. Ik open
een nieuw tekstdocument en geef het een naam, de werktitel die al sinds
twee dagen na de diagnose meelift in mijn overladen achterhoofd. Het
onbegonnen werk is zojuist begonnen.
Ik heb besloten u mijn verhaal chronologisch voor te schotelen. Dat
lijkt mij het handigst. Voor mij. Het duidelijkst ook. Voor u. En in
zekere zin ook voor mij. Bijkomend voordeel is dat het op die manier ook
het best een beeld schetst van hoe ik mij op de momenten dat ik schreef
wat ik schreef voelde. Wat er speelde, hoe ik er aan toe was. Evenzo
mijn gezin, en andere betrokkenen. Het zal een een-op-een verslag zijn,
vol impromptu geschreven stukjes en vergeven van voortschrijdende
inzichten. Schrijf ik iets korts omdat ik op dat moment niet meer
woorden had, dan leest u dat precies zoals me dat destijds raakte, een
beknopt verwoord gevoel. Zeker in het begin spui ik voortdurend summiere
ontredderde gedachten, besefmomenten die zich laten lezen als kreten.
Mijn uppen en downen. Misschien valt er ook een patroon in te ontdekken,
een stijgende of anderszins richting zoekende lijn, dat kan ik nog niet
zeggen. Een verschil in toon van moment tot moment, periode tot periode,
een balans die gaandeweg stabieler wordt - of wellicht juist niet. Een
wederopbouw naar beter? Wie weet. Dat zal zich laten lezen,
uiteindelijk, vermoed ik voorzichtig. Want dat is wat ik mij heilig heb
voorgenomen niet meer te lopen, bij alles wat ik voortaan doe: op de
zaken vooruit. De praktijk heeft me inmiddels wel duidelijk gemaakt dat
dat zinloos is. Voorschotjes op de toekomst worden je soms zomaar
plompverloren uit de handen gegraaid. En dan sta je daar, met die even
tevoren nog hoop-volle handen helemaal leeg. Behoorlijk voor lul.
En ik zal u maar vast waarschuwen: er klinkt veel muziek in het boek.
Zowel tussen de regels door als er dwars doorheen. Aangrijpende en
hartverscheurende muziek, soms troostend ook. Maar in vrijwel alle
gevallen luid. Het is maar dat u het weet. Dan kunt u zich alvast schrap
zetten.
Ik maak het niet mooier dan het is. Ik maak het niet erger dan het is.
Het is, en dat moet het maar zijn.
Theo Bennes, juli 2018 - maart 2020
|